“Voor degenen onder jullie die onlangs de Parashot (parasha’s) elke week hebben gevolgd in Parashat Shmini (kort na de dood van Nadav en Avihu, de oudste twee van Aaron), wordt er een interessante episode over Aarons twee andere zonen beschreven.
Het is dit incident dat aanleiding gaf tot een van die “Oh wauw, ik heb dit niet eerder gezien!” Maar voordat we daarheen gaan, wil ik tussenbeide komen dat mijn gedachten de laatste tijd gefocust zijn op Yeshua’s laatste Pesach-maaltijd met Zijn discipelen.
In Johannes 18: 1 staat: “Toen Yeshua deze woorden had gesproken, ging Hij met Zijn discipelen uit over de beek Kidron, waar een tuin was, die Hij en Zijn discipelen binnengingen.”
Wat waren de woorden die Yeshua zojuist had gesproken? Wat zei Hij tegen zijn discipelen voordat ze de tuin binnengingen?
Om erachter te komen wat Yeshua destijds met hen deelde, moeten we helemaal teruggaan naar Johannes 13:31, tot het moment nadat Hij Judas Iskariot op een missie had gestuurd, waarvan de anderen dachten dat Judas voedsel moest kopen voor de Seder van de volgende nacht.
Dus met het “laatste avondmaal” in gedachten, gaan we nu terug naar Mozes, die tegen Aäron uitviel, omdat Itamar en Elazar, bij het offeren van het zondoffer (korban chatat) verondersteld werden het op te eten, zodat de gemeente van Israël kon worden vergeven, maar dat niet deden.
In plaats daarvan lieten ze het volledig opbranden, wat betekent dat het doel ervan verloren ging, terwijl dat wat ze deden kon worden aangemerkt als het ontheiligen van het heilige, wat hun misschien zelfs hun leven heeft gekost.
Dit was de reden waarom Mozes zo boos was op Aäron. (Zie Leviticus 10: 12-20, vooral vs. 16-18.) Het lijkt vreemd dat deze fout van de twee jongens (die een inzicht teweeg bracht) mij op de een of andere manier ontging, toen we een paar Parashot geleden leerden over korban chatat die gegeten moest worden door de dienstdoende priesters (Lev. 6: 25-) 26).
Maar wat nu mijn innerlijke aandacht trok, was tweeledig. Bij die laatste maaltijd concentreerde Yeshua zich op het “zondoffer” dat Hij voor de mensheid zou worden (zie Johannes 1:29; Rom. 8: 3b; 2 Kor. 5:21). Daarom verwees Hij naar dat specifieke offer toen Hij tegen Zijn discipelen zei: “Neemt, eet, dit is mijn Lichaam”.
Doordat het een meerdere betekenis heeft, omdat alleen de priesters van dit offer mochten nemen, bracht dat mij terug naar YHVH’s verklaarde bedoeling dat Israël Zijn priesterlijke natie zou worden (zie Exodus 19: 6).
Is dit opnieuw een geboorte-kenmerk van onze identiteit als Israël, en waarom kunnen we niet langer met een andere natie worden geïdentificeerd?
Vroeger was u van de verloren schapen van het huis van Israël volledig geïdentificeerd met de natie van uw woonplaats, maar nu behoort u tot het gemenebest van Israël, en alles wat daarop betrekking heeft.”

 

Plaats een reactie