Een les van de Olijfboom

Er zijn veel lessen die we uit de olijfboom van Israël kunnen halen, maar geen enkele is zo belangrijk als wat er in Romeinen 11 staat. Deze passage geeft veel van de vervullingen van de profetische geschriften weer, zowel vanuit een positief oogpunt als ook dringende waarschuwingen die samen opgaan met de genade gegeven aan de natuurlijke en wilde takken.

Een van de meest ongelooflijke en verbazingwekkende aspecten die in dit hoofdstuk worden benadrukt, zijn de genade en gratie die met name worden verleend aan het afgewezen, weggegooide en afgesneden Huis van Yosef.

De stammen die ooit dit huis vormden, zijn verstrooid en gemengd in alle naties. Als takken van de originele olijfboom van hun voorvaderen, wortelden ze in het veld van deze wereld. Ze zijn, net als alle andere naties, vreemd aan de verbonden en beloften. Hosea profeteerde dat YHVH geen genade zou hebben voor Israël en noemde hen “niet mijn volk”.

Vanwege zonde en ongerechtigheid zijn hun wortels verrot, en dus hebben ze geen weg meer terug naar de verbondsbeloften. Uit de olijfboom van Jacob bewaarde YHVH echter één wortel, en dat is de “wortel van Isaï” uit het huis van Juda. Hij stuurde Yeshua als de uitloper van die wortel, en door genade door geloof in het Evangelie van Zijn Koninkrijk, (her) ent hij deze wilde takken in deze speciale gezalfde spruit uit de wortel van Jesse. Door dit te doen begint Hij de gevallen sukkah van David te herstellen.

“En als sommige van de [natuurlijke / gecultiveerde] takken waren afgebroken, en u, als een wilde olijfboom, tussen hen waren geënt en met hen een deelgenoot werd van de wortel [van Jesse] en vetheid van de olijfboom , schep niet op tegen de takken. Maar als u opschept, onthoud dan dat u de wortel niet ondersteunt, maar de wortel ondersteunt u. U zult dan zeggen: ‘takken zijn afgebroken waarin ik kan worden geënt’. Goed gezegd. Vanwege ongeloof werden ze afgebroken en u staat door het geloof. Wees niet hooghartig, maar vrees. Want als Elohim de natuurlijke [gecultiveerde] takken niet heeft gespaard, kan Hij u ook niet sparen. Overweeg daarom de goedheid en ernst van Elohim: over degenen die vielen, ernst; maar goedheid jegens u, als u doorgaat in zijn goedheid. Anders word je ook afgesneden ‘(Romeinen 11: 17-22 nadruk in blauw toegevoegd).

De ontdekking van de Israëlische identiteit door het evangelie en de komst naar de berg van Thora, en (naar verluidt) de ‘hele raad van Elohim’ omhelzen, is vaak vergezeld gegaan door een sfeer van hooghartigheid en eigengerechtigheid. Dit heeft meestal te maken met Thora en andere schriftuurlijke interpretaties en praktijken, zogenaamd nauwkeuriger, nauwkeuriger en beter geanalyseerd dan … het Joodse begrip en de praktijk, of dat van andere Efraïmieten, of christenen die het niet noodzakelijk eens zijn met een gegeven gezichtspunt in handen van een groep of een andere. De bovenstaande Romeinen 11-waarschuwing gaat over een mogelijkheid of een risico dat iemand opnieuw van de wortel van de olijfboom kan worden afgesneden vanwege (dergelijke) verwaandheid.

Gelukkig leidt de goedheid van YHVH tot berouw (zie Romeinen 2: 4), hoewel dat niet noodzakelijkerwijs garandeert dat zulk berouw inderdaad zal worden toegepast. Trots gaat vóór de val, of moet ik zeggen voordat hij wordt afgesneden? Zoals het zegt, “u staat alleen door het geloof”. Het geloof dat hier wordt genoemd, rechtvaardigt en beloont ons een gerechtigheid die in de Messias is, die de “Wortel en nakomeling van David” is (Openbaring 22:16). Onrijpheid in het uitdrukken van deze gerechtigheid (de vrucht van de Geest) is, geloof ik, vóór het omarmen van de juiste levenswijze van de Thora de oorzaak van deze slechts te veel voorkomende problemen die opduiken in de Hebreeuwse Roots-beweging.

Het bloed van het Nieuwe Verbond bedekt de zonde, maar samen met dit onweerlegbare feit wordt ons nog steeds geboden onszelf te reinigen ‘van alle vuilheid van vlees en geest, het vervolmaken van heiligheid in de angst voor Elohim’ (2 Korinthiërs 7: 1). “Wijd u daarom en wees heilig, want Ik ben YHVH uw Elohim… Ik ben heilig (Leviticus 20: 7; 1 Petrus 1:16).

Als we de gerechtigheid van de Messias hebben ontvangen, waarom zouden we dan een gerechtigheid willen hebben gebaseerd op de werken van de Thora? Wanneer we de gerechtigheid hebben die gebaseerd is op “het geloof”, dan zoals we geschreven hebben, “vestigen we de Thora” (zie Romeinen 3: 30-31). Maar zoals het is, totdat we in het licht kunnen wandelen zoals Hij in het licht is, zal het hebben van gemeenschap vrijwel onmogelijk zijn, omdat religieuze gelijkgestemdheid nooit heeft gewerkt om het lichaam van Messias, noch de twee huizen van Israël, te verenigen.

Als we een nieuw scheppingswezen zijn, leeft ons leven in het licht, zoals we zijn gestorven en ons leven is verborgen in Yeshua het Licht. We moeten ons daarom afvragen: waarom houden we niet onvoorwaardelijk van elkaar, zoals onze Vader van ons houdt? Wat verhindert deze (veronderstelde) nieuwe scheppende persoon om van anderen te houden, vooral broers en zussen? Waarom zijn er strijd, twist, controverses en geschillen over woorden (ref. 1 Timotheüs 6: 4-5)? Is het omdat we de zonde niet hebben weerstaan aan het afwerpen van ons vlees, wat berouw en identificatie betekent?

Vertaald uit het engels:

https://etzbneyosef.blogspot.com/2019/09/a-lesson-from-olive-tree.html

Plaats een reactie